- Chinees
- Chinees1{{/term}}I 〈de〉1 [iemand uit China] Chinese ⇒ Chinaman, 〈beledigend〉 chink2 [restaurant] Chinese restaurant; 〈om mee te nemen〉 Chinese take-away3 [chineesje] [het opsnuiven van heroïne] 〈zie voorbeelden 3〉♦voorbeelden:1 〈schertsend〉 een rare Chinees • a queer customer2 bij de Chinees gaan eten • go out for a Chinese to/eat out at a Chinese restaurant3 een Chineesje maken • chase the dragonII 〈het〉1 [taal] Chinese2 [onverstaanbare taal] Greek ⇒ double Dutch♦voorbeelden:2 dat is Chinees voor mij • it's all Greek/double Dutch to me————————Chinees2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [(zoals) van/in/uit China] Chinese2 [behorend tot de taal] Chinese♦voorbeelden:1 Chinese kool • Chinese cabbageChinese Volksrepubliek • People's Republic of ChinaChinese wijk/buurt • Chinatown
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.